Nozem is niet boos….Nozem is verdrietig…
Nu onze single ‘Ik Daans Deur’ is verschenen herinnerde ik me ineens weer de gemoedstoestand waarin ik de tekst schreef.
Het was voorjaar en de regering had haar draconische bezuinigingsmaatregelen aangekondigd.
Dat bezuinigen begreep ik: dat na jarenlang met z’n allen potverteren het feest z’n hoogtepunt allang voorbij was en iedereen een stapje terug moest doen was duidelijk.
Ook de cultuursector. Wat me in het verkeerde keelgat schoot was het venijn en het dédain waarmee de verantwoordelijke politici dat verwoordden.
Het leek wel of de kunstsector verantwoordelijk was voor de crisis.
De bezuinigingen waren in hoek die veel hoger dan in andere sectoren en als extra trap na werd de BTW op kaartjes ook nog eens naar 19% verhoogd waardoor het nog moeilijker werd om het hoofd boven water te houden.
Want om dat laatste gaat het: hoe hou je als kunstenaar/artiest het hoofd boven water?
Van regeringswege werd de suggestie gewekt dat kunstenaars op overheidskosten allerlei onzin produceren waar Henk en Ingrid niet op zitten te wachten.
Dit werd geïllustreerd met onzincijfers en belachelijke voorbeelden.
Ik herinner me onze Minister President die het had over ’tientallen zaaltjes in Den Haag’ waar elke avond voorstellingen werden gegeven waar anderhalve man en een paardekop op afkwamen.
Hij wist het zeker want hij had het van zijn staatssecretaris cultuur, de infame Halbe Zijlstra.
Ik weet wel zeker dat er in Den Haag geen ’tientallen’ theaters zijn en uit eigen ervaring, ik bezoek zeker dertig voorstellingen per jaar, weet ik dat er meestal veel publiek is. Niet zelden is het zelfs uitverkocht.
In mijn kennissenkring bevinden zich veel artiesten: Schrijvers, muzikanten, toneelspelers, filmers. Ik ken niet één met een vast inkomen. Laat staan een hóóg inkomen.
En dat is niet omdat ze niet goed genoeg zijn.
Velen van hen zijn dan ook genoodzaakt om er een baantje bij te hebben.
Zo ken ik postbodes, ziekenverzorgers, koks, onderwijzers, schoonmakers, concierges, een politieman, barkeepers, itc-ers en poffertjesbakkers. Kortom, de gewone, hardwerkende Henk en Ingrids van deze samenleving.
Dat werk doen ze niet omdat ze hobbyisten zijn maar omdat ze met hun eigenlijke vak niet genoeg kunnen verdienen.
De wet van vraag en aanbod geldt ook in de kunsten. Niet iedereen kan zijn of haar boterham daarmee verdienen maar zet deze mensen niet weg als luie profiteurs en zakkenvullers*.
Hoewel ik zelden subsidie ontvangen heb voelde ik me toch aangesproken.
De enige zinnige gedachte die dat opleverde was: Geld of geen geld. In wat voor cultureel klimaat dan ook: Ik kan en wil niks anders.
IK DAANS DEUR EN DEUR EN DEUR EN DEUR EN DEUR
PLAT OP DE BEK?
KOP DERVEUR!
*Zelfs de beste muzikanten en toneelacteurs van Nederland verdienen een bedrag waarvoor de gemiddelde manager in de zorg zijn leasebak niet eens uit de garage haalt.