Filmer Nick Landman zocht en vond allerlei relevante filmfragmenten bij het liedje De Band Speult Jippiejippiejee en maakte er een mooie clip van.
Unieke beelden van een feestende Groninger bevolking en chocolade en kauwgum uitdelenden Canadezen.
Filmer Nick Landman zocht en vond allerlei relevante filmfragmenten bij het liedje De Band Speult Jippiejippiejee en maakte er een mooie clip van.
Unieke beelden van een feestende Groninger bevolking en chocolade en kauwgum uitdelenden Canadezen.
Fotograaf Robert van der Molen, die ook o.a. de foto op de hoes van ‘Tjeu’ maakte schoot deze week een mooie serie van Bert Hadders.
Een dag voor de Corona-Lockdown gingen we nog even met z’n achten de studio in voor ‘De Band Speult Jippiejippiejee’.
Iedereen leeft gelukkig nog.
Ik ben heel trots op deze nieuwe single: Goeie groove, vette blazers en een tekst over roken, zuipen en dansen op de puinhopen van Stad in 1945.
Met Bas Mulder, Christof Bauwens, Marcel Wolthof, Joop van der Linden, Hans Sulmann, Wyno Bruinsma en Lubertus Leutscher.
Elke plaats had toen meerdere platenzaken. Nu zijn er in de hele provincie nog 3 of 4.
The Train That Took My Girl From Town – The Blue Hearts (1986?)
Ver voor internet en beeldbewerkingsprogramma’s brachten The Blue Hearts deze vinylsingle uit.
Voor de hoes moest eerst een hartvormig stukje zeep gevonden worden. Dat werd in de handen van banjospeler Paul Riesthuis gefotografeerd door Chris van Wierst. (Ik vermoed tenminste dat het Paul is gezien de banjonagels en het haar op zijn armen)
De hoes werd gezeefdrukt bij Simplon. Een proces waarbij de hele band aanwezig was aangezien we gehoord hadden dat je van de verfdampen gratis stoned kon worden.
Of dat zo was kan ik me niet herinneren dus het zal wel.
De distributie deden we zelf. In een geleende auto reden we alle platenzaken in het noorden af.
Af en toe wilde iemand het plaatje wel in consignatie nemen. Niet verkocht? Geen geld.
Deze cover van Doc Watson haalde geen enkele hitparade maar werd in het programma Ronflonflon met Jacques Plafond wel tot ‘Kutplaat Van De Week’ uitgeroepen.
Een twijfelachtige eer maar je moet ergens beginnen.
Paul Riesthuis – banjo en slide
Hendrik Koers – bas
Marjan Feith – zang
Bert Hadders – zang
Co Kamminga – zang
Jan Jansen – gitaar
José Cutileiro – geluid
Mieke Brinkhuizen – management
Zelden zijn er in de geschiedenis van de Bluegrass-muziek door een band zoveel drugs gebruikt. Jan en Co hebben het uiteindelijk niet overleefd.
Over De Badde (2010)
De ‘badde’ uit de titel is een veenkoloniale brug zoals die ook bij onze boerderij in 2 Exloermond lag.
‘Over De Badde’ betekende in mijn jeugd dat je zelfstandig op pad mocht en had voor mij dezelfde betekenis als ‘achter de muziek aan’.
Het nog maar net begonnen avontuur van de Nozems voelde als een jongensboek.
Voor de vormgeving van de eerste cd koos ontwerpster Kitty Lolkema daarom voor een persiflage op de lay-out van de in mijn jeugd bekende Bob Evers-serie.
De illustratie werd geschilderd door George Schriemer, die ook omslagen voor de Kameleon en Stephen King maakte.
Zie ook vooral zijn eigen facebookpagina voor meer voorbeelden van zijn fantastische werk.
Aangezien een badde een vrij eenvoudige brug is waar tekentechnisch niet veel eer aan te behalen viel koos George Schriemer voor de brug aan het eind van de Oosterhamrikkade.
‘Je verstaat er niks van maar het klinkt wel heel mooi’. (VPRO 3voor12)
Voor het programma De Centrale van Rene Walhout schreef ik jaren lang tweewekelijks een nieuw liedje.
Soms op verzoek van de luisteraars.
Zo vroeg een zekere José Cutileiro om een lied over de groenteboer van het Oosterpark.
Dat is er gekomen.
Omdat ik te lui was voor veldonderzoek schreef ik iets over een groenteman die staat te dromen over zijn favoriete klant, de fictieve Greet van der Veen.
Achteraf hoorde ik van een andere vaste klant van de zaak, wijlen Remko Sijffers, dat Fre de Groenteboer in het geheel niet blij was met het nummer.Na de uitzending was hij namelijk thuis gekomen en werd met een woedende echtgenote geconfronteerd: ‘Wél is Godverdegodver dij Greet van der Veen?’.
De prachtige hoes is van Menno Schreuder.
Een van de eerste liedjes die ik schreef toen ik besloot in het Gronings te gaan zingen was ‘Elvis, Keuning Van De Bunermond’.
Dat heette in een eerder stadium ‘Keuning Van Knoal’. Eigenlijk was ik liever liedjesschrijver dan uitvoerend artiest en daarom had ik bedacht dat dit misschien een geschikt nummer zou zijn voor Henk Wijngaard, die tenslotte ook altijd een Johnny Cash Tjikka Boem-ritme in zijn liedjes heeft.
Een demo met uitgebreide toelichting ging richting zijn management. Nooit weer wat van gehoord.
De eerste poging was een soort unplugged versie die we opnamen bij Herman Grimme’s White House Studio.
Die was best goed maar inmiddels was ik er van overtuigd dat het best een hit kon worden en dus namen we nog een elektrische versie op in onze studio in het Viadukt.
Na verscheidene pogingen tot een zangpartij ging ik een octaaf lager zingen. Dat werd uiteindelijk deze single.
Hoewel ‘Elvis’ al jaren niet meer op het repertoire staat is het tot op de dag van vandaag een van onze meestgedraaide nummers.
De hoes is van Kitty Lolkema en de man op de foto is natuurlijk vriend en kroegbaas Bert Crum.
Geinspireerd door liedjesverzamelaars als Alan Lomax en Harry J. Smith fantaseerde ik over de mogelijkheid dat er in het verleden in de Veenkolonies ook zo’n figuur had kunnen rondlopen. Iemand die met een bandrecorder de verhalen en muziek van mijn geboortestreek had vastgelegd. Uiteraard zou die muziek dan ook nog zo moeten klinken als ik het graag hoorde: Country, Rockabilly, Soul en levensliederen in allerlei gedaantes.
Zo iemand is er helaas niet geweest, hoewel iemand als Henk Scholte toch nog een aardig eind is gekomen met het bijeenzoeken van oude liedjes.
Bij gebrek aan echt materiaal verzon ik de vondst van een aantal banden met materiaal dat de fictieve antropoloog Gradus J. Bosklopper had verzameld.
Met de Nozems namen we deze opnames onderhanden en brachtten de Gradus J. Bosklopper Tapes met tien liedjes uit. Als ‘bewijsmateriaal’ stond er ook een versie van ‘Beloofde Laand’ op van Gerrit Claus die met veel ruis en kraak suggereerde dat hij van de originele banden afkomstig was.
Dit vroegtijdige staaltje fakenews werd door het gros van de mensen zeer serieus genomen. Zelfs in het journalistiek serieuze radioprogramma Kunststof werd de ballon niet doorgeprikt.
Voor de hoes benaderde ik tekenaar Peter Pontiac van wie ik al fan was sinds hij begin jaren zeventig tekeningen maakte in de Muziek Express.
Hij bleek ernstig om geld verlegen te zitten, deze wereldwijd geroemde kunstenaar. Hij was ernstig ziek en bezig met wat zijn laatste boek zou worden. Voor het geld (niet veel) maakte hij een prachtige tekening van Gradus J. in actie in de Veenkolonies. Peter was een vreselijk aardige man waar ik veel emailcontact mee had. Niet lang na het voltooien van de hoes overleed hij. Zijn laatste boek Styx kwam wel uit maar was onvoltooid..
De CD was verpakt in een kartonnen doosje met daarin een opgevouwen poster met aan de ene kant de tekening van Pontiac en aan de andere de teksten en andere informatie. Het ontwerp was van Menno Schreuder.
Van de tekening is een door drukkerij de Volharding gemaakte poster verschenen in een genummerde oplage van 122.
Te bestellen bij Novacek, Hoogezand
De man op de hoes is de opa (1840-1920) van mijn opa Berend Trip.
Net als ik heette hij ook Berend. Hij was een vrijgezel van 40 toen zijn broer Albert zichzelf van het leven benam.
Waarschijnlijk uit verdriet over een eerder dat jaar overleden dochtertje. Berend trouwde vervolgens met de weduwe van zijn broer.
Samen kregen ze vier kinderen naast de vier die er al waren.Ik stam af van Albert.
Op de enige foto die van Berend bekend is draagt hij twee oorringen. Misschien was hij schipper voordat hij boer werd?
Die ringen draag ik nu al jaren.
Margriet de Vries maakte ooit een schilderij van die foto en Kitty Lolkema gebruikte dat voor de hoes van de Cooperoazie, een samenwerkingsverband tussen de overgebleven leden van Cochon Bleu en het restant van de Nozems na het vertrek van respectievelijk hun bassist en onze drummer.
Ik zonderde mij een maand lang af in een verlaten school in 1e Exloermond en schreef de tien liedjes voor deze plaat. In de weekends kwam de band langs.
Iedereen pikte een instrument uit een enorme berg ukeleles, gitaren, banjo’s mandolines en accordeons en zo maakten we de arrangementen voor De Cooperoazie.
De CD was verpakt in een prachtig hoesje met strokartonnen inlay, een uitgebreid boekje en verscheen in een genummerde oplage van duizend.Later kwam er nog een speciale uitgave voor de Noorderlinkdagen met een hoes van Oscar Venema en Robert van der Molen en een versie voor de Gasunie.
Peter van der Heide schreef een ronkende recensie in het DvhN en gaf 5 sterren.
Site design: Digital Magician