Streekgenoten in het DvhN

Een groet van Lassie en zijn familieorkest

‘Het was ineens alsof mijn eigen bassist in die wagon zat’

Beno Hofman vertelt het verhaal van de muzikale Joodse familie Stoppelman in Cultuurhuis De Klinker in Winschoten.foto huisman Mediainki de jonge

Ze schnabbelden op feesten en partijen, de Stoppelmannen, maar in de oorlog stierf de muziek samen met hen een stille dood. Tot gisteren.

Zichtbaar aangeslagen staat zanger-liedschrijver Bert Hadders op het podium van Cultuurhuis De Klinker in Winschoten. ‘Dreumer’, zingt hij, ‘Bist ’n dikke dreumer…’

Het is een van de vier liedjes die hij heeft gemaakt voor de muzikale voorstelling Streekgenoten; Joden in de Veenkoloniën , die op deze zondagmiddag in première gaat.

Achter hem staat het Veenkoloniaal Orkest, met dirigent Lubertus Leutscher op de bok. Hij laat de violen dansen, de houtblazers teder fluisteren, het publiek is muisstil en zelfs de hoesters houden even hun adem in.

Geschiedverteller Beno Hofman, in geruit kostuum gestoken, neemt een slok van zijn glaasje water. En aan de rand van het podium zit het Bolotny Trio van klezmermuzikanten Sergei Bolotny, Don Hofstee en Tim Nobel, die tevens arrangeerde.

‘Dien leven dat is hier en nou’, zingt Hadders. ‘Bouw die ’n huus, zuik die ’n vrouw…’

Hij is bleek.

Dit lied gaat over Har-tog Stoppelman, een zoon van Lazarus, een van de muzikanten van het familieorkest dat in de jaren 20 en 30 menig bruiloft en partij opluisterde.

Beno Hofman deed nauwkeurig onderzoek naar hun familiegeschiedenis en vertelt hun verhaal aan het publiek: hoe de familie Stoppelman zich in Oude Pekela vestigde, daar in de Veenkoloniën net als veel andere Joden heel veel werk niet mocht doen, en zich stortte op de muziek- en dansbusiness: dansleraren werden ze, en muzikanten in hun familieorkest. Hadders bezingt hoe de oudste zoon naar Palestina wil, maar daar door zijn eigen vader van af wordt gehouden. Het is een fantasieverhaallijntje. Niet echt gebeurd.

‘Dit vlakke laand is nou dien laand’, zingt hij. En: ‘Tou goa nait vot, blief hier bie mie, dien voader holt zoveul van die…’

Deze ruim twee uur durende muziekvoorstelling is een eerbetoon aan de familie Stoppelman uit Oude Pekela en vertelt tegelijkertijd iets over het rijke Joodse muziekleven in de Veenkoloniën.

Het fraai geïllustreerde boekje dat de voorstelling begeleidt, verhaalt over Lazarus Stoppelman die met zijn vrouw Bloemke een groot gezin van negen kinderen stichtte. Met zijn zeven zonen stichtte Lazarus zijn orkest. Een foto toont de mannen met hun instrumenten, de trommels, de viool, de contrabas, de trompet en de tuba en de klarinet. ‘Goede muziek’ zo luidde de wervende tekst van een advertentie uit die tijd: ‘concurrentie onmogelijk’.

Toen vader Lazarus in 1931 stierf, zetten zijn zonen en kleinzonen zijn muzikale erfenis voort. Alleen zijn oudste zoon Daniel ‘Lassie’ Lazarus en Hartog ‘Herman’ Stoppelman werden professioneel muzikant.

Bert Hadders is professioneel muzikant. Hij heeft ook wel vaak op bruiloften en partijen gestaan, goed, het was niet zijn allerliefste lievelingswerk, maar, dat weet elke muzikant met een beetje rock-’n-roll in zijn donder: spelen is spelen, een gig is een gig en met een paar consumptiebonnen en genoeg te ouwehoeren heb je zomaar een mooie avond.

Maar in de pauze, net, gebeurde er iets in De Klinker. Er kwam een man naar hem toe met een briefje, meneer Kuiper. Zijn vader had Lassie Stoppelman nog gekend. En op een dag, de oorlog was toen al een paar jaar aan de gang, stond de vader op het Hoofdstation in Groningen toen hij zijn naam hoorde roepen.

Hij keek: het was Lassie. In een wagon. Hij zei: ‘Doe ze nog ee’m de groet’n in Oal Pekel’.

Lassie werd, net als de andere leden van het niet te beconcurreren familieorkest Stoppelman, vermoord. Dus staat Bert Hadders op het podium en zingt zijn lied over de dromende muzikant en beseft ineens iets.

En na afloop van de voorstelling, als het publiek een staande ovatie heeft gebracht en de bloemen zijn uitgedeeld, zegt hij: ,,Ik zong over die familie, ineens zag ik Lassie, en werd het net alsof de bassist van mijn eigen bandje in een wagon zat, een jongen waarmee ik lol had kunnen hebben na het optreden. Ik dacht: ik zing voor deze mannen, zij kunnen het niet meer doen.’’

De voorstelling is nog te zien in Hoogeveen, Stadskanaal en Westerbork. Met de groeten van Lassie…

Koningsdag zonder Nozem

Vroeger speelde ik altijd op Koninginnedag. Soms wel twee keer.

De laatste jaren gebeurt dat eigenlijk nooit meer.

Ik dacht dat dat kwam omdat de hele zaak door deejays overgenomen was maar vandaag waren Groningstalige collega’s als Marlene Bakker, Arnold Veeman en Jan Henk de Groot prominent aanwezig bij de viering van de verjaardag van de Koning en dan ga je toch denken: ‘Waarom ik niet?’

Dat kan allerlei redenen hebben: jonger, knapper, beter, populairder.

Ik gunde ze het van harte. Was ook niet echt jaloers maar vroeg me wel af hoe het komt dat er al zo’n 15 jaar voor deze muzikant geen plek is in zijn eigen stad op Koninginnedag?

Een duik in de archieven van het Dagblad bracht onderstaand artikel uit 2003 (!) aan het licht.

Zou de knipseldienst van Paleis Soestdijk een abonnement op t Nijsblad hebben?

Songclub in het Dagblad van het Noorden

 

Vandaag in het Dagblad van het Noorden de eerste aflevering van een tiendelige serie over de Songclub. Mooi artikel van Inki de Jonge met een dito foto van Reyer Boxem.

Site design: Digital Magician